Neque enim muliebres umquam inimicitias mihi gerendas ptavi, praesertim cum ea quam omnes semper amicam omnium potius quam cuiusquam inimicam putaverunt.
Want het is niet vrouwelijk haat zou ooit door mij droeg zijn nabestaanden, vooral als ze dachten dat het was haar, wie iedereen was altijd een vriend van alle in plaats van de vijand van iemand.