Caleb , duo ex Exploraroribus , ani

Caleb , duo ex Exploraroribus , animabant Populum
, ut fiderent divino promiflb auxilio , Vociferan*
Cap. 1 4. íequenti. f. 1 . omnis turba fievit noHe tllâ t
murmuran funt contra Moyftn & Aatrttt, cunäiWilü
Jfrait Quid acbim? Tune rulminavit Deus in illos
banc fencentiam eôd. Cap. 14. 34.-1 9«хм numerum
quadraginta dierum , quibm confideráfiis terrant , annua
pro die imptttabitur & quadraginta annit recipient intquitates
Veßras > & fcietis ultionem meam ; fie , Ut nifi poft
quadraginta annos completos in deferto, ne velum
conceflus fit ingreflus in felicem terram iftam ; &
licet pcenitcmiä duéh dixerint ibid. ir. 40. Paraît fumus
afiendere ad locum , de quo Dominus locut us eftt
quia peccavimut, Deus quidem

Resultaten (Nederlands) 1:

Caleb, de twee van Exploraroribus, en moedigde het volk
, dat hij niet zou kunnen vertrouwen op de hulp van de goddelijke promiflb, schreeuwen tegen *
Cap. 1 4. íequenti. f. 1. de hele menigte weende Nohe tllat T
murmuran ze tegen Moyftn & Aatrttt, cunäiWilü
Jfrait Wat ACBI? Dan rulminavit God dat
dit fencentiam EOD. Div. 14. 34.-1 9 «хм het nummer van de
veertig dagen, waarin confideráfiis van gronden en de jaarlijkse
, voor elke dag, veertig jaar zal u intquitates imptttabitur & ontvangen
Veßra> & fcietis zal mijn wraak te leggen; fie, dat, tenzij na
vier volle jaren in de woestijn, niet zo
Conceflimus is ingreflu in de gelukkige land van haar; En
hoewel pcenitcmiä duéh zeggen Ibid. Ir. 40. Paraît rook
afiendere naar de plaats van waaruit plaats ons efft
voor peccavimut, God is