16. Natio est omnis Gallorum admodu

16. Natio est omnis Gallorum admodum dedita religionibus, atque ob eam causam, qui sunt adfecti gravioribus morbis quique in proeliis periculisque versantur, aut pro victimis homines immolant aut se immolaturos vovent administrisque ad ea sacrificia druidibus utuntur, quod, pro vita hominis nisi hominis vita reddatur, non posse deorum immortalium numen placari arbitrantur, publiceque eiusdem generis habent instituta sacrificia. Alii immani magnitudine simulacra habent, quorum contexta viminibus membra vivis hominibus complent; quibus succensis circumventi flamma exanimantur homines. Supplicia eorum qui in furto aut in latrocinio aut aliqua noxia sint comprehensi gratiora dis immortalibus esse arbitrantur; sed, cum eius generis copia defecit, etiam ad innocentium supplicia descendunt.

17. Deum maxime Mercurium colunt. Huius sunt plurima simulacra: hunc omnium inventorem artium ferunt, hunc viarum atque itinerum ducem, hunc ad quaestus pecuniae mercaturasque habere vim maximam arbitrantur. Post hunc Apollinem et Martem et Iovem et Minervam. De his eandem fere, quam reliquae gentes, habent opinionem: Apollinem morbos depellere, Minervam operum atque artificiorum initia tradere, Iovem imperium caelestium tenere, Martem bella regere. Huic, cum proelio dimicare constituerunt, ea quae bello ceperint plerumque devovent: cum superaverunt, animalia capta immolant reliquasque res in unum locum conferunt. Multis in civitatibus harum rerum exstructos tumulos locis consecratis conspicari licet; neque saepe accidit, ut neglecta quispiam religione aut capta apud se occultare aut posita tollere auderet, gravissimumque ei rei supplicium cum cruciatu constitutum est.

18. Galli se omnes ab Dite patre prognatos praedicant idque ab druidibus proditum dicunt. Ob eam causam spatia omnis temporis non numero dierum sed noctium finiunt; dies natales et mensum et annorum initia sic observant ut noctem dies subsequatur. In reliquis vitae institutis hoc fere ab reliquis differunt, quod suos liberos, nisi cum adoleverunt, ut munus militiae sustinere possint, palam ad se adire non patiuntur filiumque puerili aetate in publico in conspectu patris adsistere turpe ducunt.

Resultaten (Nederlands) 1:

16. De natie van alle Galliërs is zeer toegewijd aan bijgelovige rituelen, en uit dien hoofde zij die last hebben met ongewoon ernstige ziekten, en zijn betrokken bij gevechten en gevaren, ofwel offer mannen als slachtoffer, of gelofte dat zij hen zal offeren aan de Zij geloven, in effect, dat voor het leven van een mens is, dan het leven van een man is te worden gemaakt, de onsterfelijke goden niet kan worden gunstig gerenderd, en ze hebben offers van dien aard. Anderen hebben cijfers van enorme omvang, de ledematen van wilgentenen ze vullen met levende mensen; de slachtoffers te gehuld in de vlammen, en opgebrand. De uitvoering van degenen die bij de diefstal waren, of diefstal, of andere misdaad is meer een lust voor de onsterfelijke goden; maar als een levering van die klasse is willen, gaan ze naar beneden ook om het lijden van de onschuldigen. 17. Mercurius in het bijzonder de eredienst. En veel beelden van hem, de uitvinder van alle kunsten, ze beschouwen hem een gids van hun reizen en marsen, en geloven dat hij een grote invloed op de overname van winst en mercantiele transacties hebben. Naast hem aanbidden ze Apollo, en Mars en Jupiter en Minerva. Van deze, grotendeels hetzelfde als andere naties, zij zijn van mening: dat Apollo afwendt ziekten, dat Minerva zorgt voor de uitvinding van de fabrikanten, dat Jupiter beschikt over de soevereiniteit van de hemelse machten, die Mars heerst over oorlogen. Voor hem, toen vastbesloten om deel te nemen aan, zij gewoonlijk de gelofte die dingen die neemt in de oorlog: toen ze hebben veroverd, ze offeren wat op één plaats gevangen dieren, en andere materialen. In veel staten van deze dingen opgehoopt in hun gewijde plekken, en het evenmin bevat het vaak bij hem opgekomen, of gevangen genomen, dat iemand durft te scheiden of mee te nemen die gedeponeerd, en de zwaarste straf, met marteling, is vastgesteld. 18. Alle Galliërs beweren van de god Dis prediken nakomelingen, zeggen ze, door de Druïden. Om die reden zijn ze alle tijd niet door het aantal dagen, maar van de nachten; ze verjaardagen en het begin van maanden en jaren te houden in een dergelijk bevel, dat de dag volgt op de nacht. Onder de andere gebruiken van hun leven in deze verschillen ze van bijna alle andere, dat hun kinderen, tenzij ze zijn opgegroeid, dat hij in staat zijn om de dienst van de oorlog te dragen, zij beschouwen het als onwelvoeglijk voor een zoon van jongensachtige leeftijd in het bijzijn van zijn vader lood in het openbaar te gaan staan.