Romulus en zijn vrienden die naar beneden gaan van de berg, de Palatijn.
De Remus op de Aventijn, naar beneden kwam met vrienden.
Mijn broers en elkaar te ontmoeten. Bovendien, mensen. Alle
zwijgen. Romulus en Remus kijken. De broers
waren stil. Eindelijk, Romulus, zegt hij: 'Voor
mij, en voor zijn broer Remus gunst van God, maar het koninkrijk verdeeld tussen ons.'
Wordt vertaald, even geduld aub..
