neque vero mihi quicquam, inquit, p

neque vero mihi quicquam, inquit, praestabilius videtur quam posse dicendo tenere hominum [coetus] mentis, allicere voluntates, impellere quo velit, unde autem velit deducere. Haec una res in omni libero populo, maxime in pacatis tranquillisque civitatibus, praecipue semper floruit semperque dominata est. 31. Quid enim est aut tam admirabile quam ex infinita multitudine hominum existere unum, qui id, quod omnibus natura sit datum, vel solus vel cum paucis facere possit? aut tam iucundum cognitu atque auditu quam sapientibus sententiis gravibusque verbis ornata oratio et polita? aut tam potens tamque magnificum quam populi motus, iudicum religiones, senatus gravitatem unius oratione converti?

Resultaten (Nederlands) 1:

maar toch heb ik iets, zegt hij, schijnt beter te zijn, zo lijkt het, dan in staat zijn om greep van mannen lagen door te zeggen [groep] van de geest, om hun wil te verleiden, en door hen eraan te herinneren waar hij wil, waar hij zou willen naar beneden te brengen. Dit is het enige wat in elke vrije natie, en de meeste van alle in vrede en rust, is het altijd vooral bloeide en altijd gedomineerd. 31. Want wat is er zo prachtig dan degene tot bestaan ​​uit een oneindige veelheid der mensen, die, hoewel zij zijn gegeven aan alle de natuur het ook mag zijn, of in staat zijn om alleen of met een klein bedrijf doen? een lust voor het begrip en de hoorzitting dan door de woorden der wijzen, of zo versierd en gepolijst reflecties en waardig? of zo krachtig en prachtig net als de beweging van de mensen, de rechters en religieuze instellingen, de Senaat, de ernst van een enkel gebed moet worden omgezet?