corpus (corporis, N) - humanus - me

corpus (corporis, N) - humanus - membrum - bracchium - crus (cruris, N) - manus (manus, F) - pes (pedis, M) - caput (capitis, N) - auris (auris, F) - os (oris, N) - super + acc. - capillus - supra + acc. - frons (frontis, F) - infra + acc. - gena - cerebrum - stultus - labrum - lingua - ruber (rubra, rubrum) - bene - male - pectus (pectoris, N) - cor (cordis, N) - sanguis (sanguinis, M) - vena - fluere - color (coloris, M) - iecur (iecoris, N) - venter (ventris, M) - viscera (viscerum, N. plur.) - cibum sumere - sanus - aeger - sanare - sedere - stare - poculum - modo - tangere - atque - rcessere - iubēre - revenire - aegrotare - dē + abl. - nec - quietus - dicere - verbum facere - spectare - dolēre - apponere - sentire - culter (cultri, M) - horrēre - palpitare - putare - gaudēre - detergēre - noster (nostra, nostrum)

Resultaten (Nederlands) 1:

het lichaam (van het lichaam, N) - de mens - een lid van de - arm - been (onderbeen, N) - de kant (manus, F) - voet (de voet, 1000) - het hoofd van de (capitis, N) - het oor (Auris, F) - de monding van de ( van de mond, N) - super + acc. - Hair - supra + acc. - Het voorhoofd (het voorhoofd, F) - onder + acc. - De genen - de hersenen - een dwaas - linea - tong - ruber (rood, rood) - goed - man - de borst (de borst, N) - het hart van de (van het hart, N) - het bloed (bloed, 1000) - de huidige - stroom - kleur (de kleur van de , 1000) - de lever (de lever, N) - de buik (buik, 1000) - ingewanden (interne organen, N. plur.) - om te eten - gezonde - ziek - te genezen - om te zitten - staan ​​- de beker - Modo - aan te raken - en - rcessere - iubēre - terug - ziek - DE + acc. - Wij zijn niet - in rust - moet zeggen - ik was - om te kijken - Dole - voelen - - om een ​​toe een mes (messen, 1000) - Horror - pant - denk - Gaudi - sieren onszelf - onze (onze, ons)