eum aestimat quia nullum postulat. Spondellus enim iam multam pecuniam possidet. Filium autem non habet. itaque sponsam pulchram validamque optat. nam si mater valida pulchraque est, filii quoque validi pulchrique erunt.
zij van oordeel is dat er geen vraag is. Spondellus Want tegen die tijd een hoop geld hij bezit. Zoon heeft niet. De bruid is mooi, sterk als haar. Als de moeder is sterk en mooi, ook de sterke en mooi ze zijn.