IX. Gen. 3 6. Efau , licet ob pravo

IX. Gen. 3 6. Efau , licet ob pravos mores à Ded
odió habitus , Sc Divina providentiâ , paterna benédictione.
Sc primogeniture privatus , ita tarnen à Deo
ditatuseft , ut mortuô Pâtre iùo Ifaac, ob nimiam
iiiam Fratrifque fui Jacobi opulentiam relicta terra
Chanaan , abire debuerit in regionem alteram , &
relinquere Fratrem fuum dictum quia , ut Sacer Texf
us teftatur ibi $■ 7, " DiYites erant valde , Sc fimal

Resultaten (Nederlands) 1:

9. Gen. 6. Efaut 3, maar als gevolg van slecht gedrag van Ded
gehate, Sc goddelijke voorzienigheid, zegen van zijn vader.
Op eerstgeboorterecht privé, echter, dus God
ditatuseft, zoals zijn vader Isaac IUO, overmatige
weelde iiiam Fratrifque Jacob verliet het land
Kanaän, moet gaan in een ander land, en
zijn broer fuum vertrekken zei dat, zoals Sachs Texf
ons daar teftatur ■ $ 7, "DiYites waren zeer, Sc cart