Atticvs: Non dubito id quidem. Sed

Atticvs: Non dubito id quidem. Sed hoc iam non ex te, Quinte, quaero, uerum ex ipso poeta, tuine uersus hanc quercum seuerint, an ita factum de Mario, ut scribis, acceperis.

Marcvs: Respondebo tibi equidem, sed non ante quam mihi tu ipse responderis, Attice, certen longe a tuis aedibus inambulans post excessum suum Romulus Proculo Iulio dixerit se deum esse et Quirinum uocari templumque sibi dedicari in eo loco iusserit, et uerumne sit Athenis non longe item a tua illa antiqua domo Orithyiam Aquilo sustulerit; sic enim est traditum.

Resultaten (Nederlands) 1:

Atticvm: Ik betwijfel zelfs dat. Maar dit is niet meer van jullie, mijn lieve Quintus, vraag ik u, maar uit het feit de dichter, de verzen dit Tuine de eik te overdreven, of al is gemaakt van Mario, zoals u zegt, zult gij ontvangen. Marcvs: Ik zal u antwoorden, inderdaad, maar gij zult niet zeggen tegen zichzelf dan tegen mij, u, Atticus, certen

Romulus niet ver van het van uw huis, wandelen Proculus Julius, na zijn vertrek dat hij wijdde de tempel van Quirinus, en zei dat hij was een god in die plaats te worden bestraft, en het is uerumne Ook in Athene, niet ver van je oude huis, nam ze Orithyiam Noord; Het is traditioneel.