Cui dixit: Quis enim indicavit tibi

Cui dixit: Quis enim indicavit tibi quod nudus esses, nisi quod ex ligno de quo praeceperam tibi ne comederes, comedisti? [12] Dixitque Adam: Mulier, quam dedisti mihi sociam, dedit mihi de ligno, et comedi. [13] Et dixit Dominus Deus ad mulierem: Quare hoc fecisti? Quae respondit: Serpens decepit me, et comedi. [14] Et ait Dominus Deus ad serpentem: Quia fecisti hoc, maledictus es inter omnia animantia, et bestias terrae: super pectus tuum gradieris, et terram comedes cunctis diebus vitae tuae. [15] Inimicitias ponam inter te et mulierem, et semen tuum et semen illius: ipsa conteret caput tuum, et tu insidiaberis calcaneo ejus.

[16] Mulieri quoque dixit: Multiplicabo aerumnas tuas, et conceptus tuos: in dolore paries filios, et sub viri potestate eris, et ipse dominabitur tui. [17] Adae vero dixit: Quia audisti vocem uxoris tuae, et comedisti de ligno, ex quo praeceperam tibi ne comederes, maledicta terra in opere tuo: in laboribus comedes ex ea cunctis diebus vitae tuae. [18] Spinas et tribulos germinabit tibi, et comedes herbam terrae. [19] In sudore vultus tui vesceris pane, donec revertaris in terram de qua sumptus es: quia pulvis es et in pulverem reverteris. [20] Et vocavit Adam nomen uxoris suae, Heva: eo quod mater esset cunctorum viventium.

Resultaten (Nederlands) 1:

En Hij zeide: Wie heeft je verteld dat je naakt was? Heb je van de boom gegeten, waarvan Ik u gebood niet te eten, hebt gij gegeten? [12] En de man zeide: De vrouw, die Gij hebt om met mij, gaf ze me van de boom, en ik heb gegeten. [13] En de Heere God zeide tot de vrouw: Wat is dit je hebt gedaan? En de vrouw zeide: De slang heeft mij bedrogen, en ik heb gegeten. [14] En de HEERE God zeide tot de slang: Omdat gij dit gedaan hebt, zijt gij vervloekt onder al het vee, en aan de dieren van de aarde op uw borst zult gij gaan, en stof zult gij eten, al de dagen van uw leven. [15] Ik zal vijandschap zetten tussen u en de vrouw, en tussen uw zaad en haar zaad: zij zal u de kop vermorzelen, en gij zult liggen te wachten op haar hiel.

[16] Voor de vrouw die ook zei hij: Ik zal uw verdriet, en uw opvattingen vermenigvuldigen: met smart zult gij kinderen baren, en gij zult onder de macht van uw man, en hij zal over u heersen. [17] En tot Adam zeide Hij: Dewijl gij geluisterd hebt naar de stem uwer vrouw, en hebt gegeten van de boom, waarvan ik u geboden niet te eten van het, 'vervloekt is de aardbodem om uwentwil; met smart zult gij daarvan eten al de dagen van uw leven. [18] doornen en distels zal het voortbrengen, en gij zult eten de kruid van het land. [19] In het zweet uws aanschijns zult gij brood eten, totdat gij tot de aarde terug te keren, want daaruit zijt gij genomen: want stof zijt gij en tot stof zult gij wederkeren. [20] En Adam noemde de naam van zijn vrouw Eva: omdat zij de moeder van alle levenden was.