XII. Tob i. Obtentâ à Deo licentiâ

XII. Tob i. Obtentâ à Deo licentiâ , fatan aggredicur
Job-, eumque percutit ulcere pelfimô , á planta
pedis , ulque ad verticem ejus. Uxore illius utitur tamquàm
inftramentô primario , qux exprobrans ci aie
ibid. il. p. Adbuc tu ptmanes m fimflicitate tua ? benedie
~Oeo, & morere. Et accedens Eliphaz Themanites Cap. 4
improperat ei , quod â Deo propter peccata flagelletur,
qui innocenti advería non immittit S. Greg, Lib. 2,
Moral. Cap. 8. notât ordinem , quem fervat latan :
A minimis meifiensjad ultimum gravhra nunûavit. Primo
aggreditur eum in bonis fortùnx, precipitando de
Secundo in bonis naturae, occidens omnes Filios. Dein
plaga horrenda corpus inficiens. Non terminabat hîc
crudelitatem : in iplùm Uxorem fufeitat j tandem ad
extremum malitix veniens, inducit tres amicus, uc
locoíolatü diiftoCap. & g. improperaren! ills.
1 * Recordara.

Resultaten (Nederlands) 1:

12. Ik Tob. Na verkregen toestemming van God, fatan aggredicur
Job, slaat hij een zere pelfimô, van de enige
van zijn voet, ulQue op de top van zijn hoofd. Hij gebruikt zijn vrouw als
inftramentô voornamelijk beperkt treiteren ci ale
Ibid. il. p. Adbuc je ptmanes m fimflicitate u? zegende de
~ Geo, en nog veel meer. En komende Themanite Cap. 4
verwijt hem, dat het van God vanwege de zonden van de geseling,
heb ik opgemerkt dat niet inboezemen S. Greg, die onschuldig was, Lib. 2,
Moral. Div. 8. Orde, die latan fervat:
Een beetje meifiensjad laatste gravhra nunûavit. Eerst
viel hij hem in goede fortùnx, Precipitando de
tweede in goede natuur, het doden van alle kinderen. Dan
de gruwelijke slachting van lichaam vlekken. Er was een grens hier
wreedheid in iplum vrouw fufeitat J aan het
einde van malitix komen, introduceert drie vrienden, UC
locoíolatü diiftoCap. & G. improperaren! kwalen.
1 * recall.